Over het nihilisme en de overwinning ervan bij Nietzsche
1. De dood van God
Een belangrijk aspect van het denken van Kant is dat het de onmogelijkheid van een rationele theologie liet zien. Het menselijk denken vormt in zichzelf het idee van een transcendente eenheid en alomvattende realiteit die aan de wereld ten grondslag ligt. Deze realiteit is eeuwig, almachtig, alwetend, etc. en is transcendent: zij behoort niet tot de tijdruimtelijke ervaringswereld maar gaat daar (onto-)logisch aan vooraf. Kant laat zien dat het menselijk denken weliswaar noodzakelijk een dergelijk idee vormt, maar dat er geen waarborg is dat die realiteit ook buiten dat denken bestaat. Hij laat zien dat de traditionele godsbewijzen, die ontwikkeld zijn in de Middeleeuwen en ook daarna nog serieus genomen werden door denkers als Descartes, Spinoza en Leibniz, niet juist zijn in de zin dat ze geen logische bewijskracht hebben. Het bestaan van God, van een eeuwige eenheid achter de vergankelijke tijdruimtelijke verschijnselen, kan niet rationeel gefundeerd worden.
Tegelijk echter stelt Kant dat het tegendeel, de atheïstische stelling dat God niet bestaat, evenmin bewezen kan worden. Weliswaar kan ik niet weten dat God bestaat, ik kan het wel geloven. Kant zelf achtte de aanname dat God bestaat noodzakelijk in verband met de ethiek: er moet voor degene die zich gedurende zijn leven ethisch gedraagt een beloning zijn ten opzichte van degene die dat niet doet. God wordt als het ware bewezen door de eis van ons rechtvaardigheidsgevoel dat goede mensen uiteindelijk ook zelf het goede verdienen en slechte mensen niet. Aan dit gevoel kan alleen tegemoet gekomen worden door een rechtvaardige God want in de aardse werkelijkheid is deze beloning (meestal) niet te verkrijgen.
Nietzsche vindt Kant’s theoretisch agnosticisme en morele godsbevestiging lang niet ver genoeg gaan. Nietzsche stelt dat de gehele westerse filosofie vanaf Plato gevangen is in een tweewereldenleer: enerzijds een schijnbare werkelijkheid van wording, veelheid, vergankelijkheid, beperking, voorwaardelijkheid en anderzijds een ware wereld van zijn, eenheid, bestendigheid, eeuwigheid en oneindigheid. Bij Kant wordt dit schema volgens Nietzsche niet radicaal genoeg gebroken. Hij probeert niet, zoals Kant, de rationele bewijzen voor die ware wereld te ontkrachten, maar probeert te laten zien dat die ware wereld niets anders is dan een psychologische projectie van onze verlangens. Er is geen eenheid, maar wij verlangen naar eenheid, er is geen uiteindelijk doel van ons leven, maar wij verlangen naar een dergelijk doel, er is geen zijn, maar wij verlangen naar de rust van bestendigheid. De ware wereld van platoonse filosofie en godsdienst is getimmerd uit onze verlangens en uit de tegenspraak tussen die verlangens en de aard van de aardse werkelijkheid. (more…)